Het meest opvallende aan de reeks 'Gewoon buitengewoon'? Onze jongeren groeien op in compleet gescheiden silo's en niemand die het zelfs nog maar opmerkt.
Met verbazing stellen we vast dat elke kritische noot op dit programma uitblijft.
Wat blijft ons bij van de reeks Gewoon buitengewoon? Wat leerde ze ons, wat beoogde ze, of wat promootte ze?
Vanaf week één keken we met stijgende verbazing naar een gloednieuwe reeks rond een school voor buitengewoon onderwijs in Vlaanderen. Anno 2024, jawel, dit zou een reeks worden rond apart onderwijs dat wereldwijd op de terugweg is maar in Vlaanderen, tegen alle internationale evidentie in, gestaag blijft groeien.
Wou men hiermee een reportage brengen die dit succes onderzoekt? Kennelijk niet, daarvoor mist de reeks elke kritische duiding. Is het dan louter entertainment, waarbij we achteroverleunend naar het wel en wee van jongeren met een bijzonder label kijken? Daar lijkt het evenmin op, er schuilt immers een tragische boodschap in de verhalen. De reeks suggereert dat dit type scholen een laatste reddingsboei biedt, een plek die in vele opzichten moet verschillen van het gewoon onderwijs, een veilige haven voor leerlingen die nergens anders hun plek lijken te vinden. Wil ze dan inkijk bieden in de dagelijkse werking van een professionele dienstverlening, die de nieuwste kennis en methodes ten toon spreidt? Tevergeefs, ‘Gewoon buitengewoon’ toont een onderwijsmodel dat in de voorbije 40 jaar weinig is veranderd. Bovendien staat het haaks op internationaal recht op inclusief onderwijs. Is het dan promotie, voor een sector die zich bedreigd voelt, maar in Vlaanderen zo sterk is verankerd dat ze met een eenvoudig format als ‘het leven zoals het is’ elke kritiek de kiem wil smoren?
Met verbazing stellen we vast dat elke kritische noot op dit programma uitblijft. In vrijwel alle Europese landen zoeken overheden naar thuisnabij en meer inclusief onderwijs voor alle leerlingen. Een setting zoals het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen als decor voor een 7-delige docu-reeks doet er de wenkbrauwen fronsen. Hier echter staan we nauwelijks stil bij de gevolgen van de verouderde structuren en systemen in het onderwijs. Hoe en waarom één op twintig leerlingen in Vlaanderen in buitengewoon onderwijs terechtkomt, wat hun perspectieven zijn op terugkeer, op ondersteuning in het gewoon onderwijs en op werk, het blijft allemaal buiten beschouwing. De reeks toont een micro-wereld die lijkt stil te staan, een eiland dat zich geen vragen lijkt te stellen over de verbinding met gewoon onderwijs, de samenleving of de wereld. De jongeren worden er voorbereid in een aparte setting, op een volwassen leven in een volgende aparte en veilige setting.
Waar ontmoeten we in het dagelijkse leven Jason of Charlotte uit de reeks? Willen we hen wel ontmoeten? Vrijblijvend kijken we naar hen, hun moeilijk leren en hun gedrag dat we maar moeilijk begrijpen, en naar hun leraren die - kwetsbaar in hun antwoorden - het niet voor de boeg hebben. Het bestendigt een beeld van jongeren met ‘tekorten’, bedacht met allerlei labels die buiten de ‘normaliteit’ vallen en dus ook een ‘normaal leven’ onmogelijk lijken te maken. Zo wordt een 1-1 relatie gelegd tussen gedrag en een aparte schoolloopbaan. Dit soort suggesties geldt ronduit als discriminerend, ook in Vlaanderen.
Net daarom vertelt de reeks maar een half verhaal. Ze toont geen alternatieven, geen plannen, geen gesprekken die een meer toekomstgerichte weg inslaan. Ze toont geen ‘buitengewoon gewoon’ verhaal van ondersteuning in de gewone school, in de buurtschool, in de vele studierichtingen die het Vlaamse secundair onderwijs rijk is. Ze zwijgt elk ander spoor dood. Ze dient wellicht – zoals het aparte systeem van scholen voor buitengewoon onderwijs zelf – een andere functie: de boodschap dat dit het enige comfortabele zijspoor is voor de gewone school. Precies omdat we geleerd hebben dat niet alle leraren dit kunnen en omdat die leraren het gevoel hebben er alleen voor te staan.
Is dit beeld van een school voor buitengewoon onderwijs - de tijd, de middelen, de mensen - in combinatie met de dramatiek, de lage verwachtingen wat toekomstperspectief betreft, nog van deze tijd? Een beeld waarin we het opgegeven hebben om deze jongeren deel te laten zijn van de samenleving. Een geïsoleerd leven ‘met gelijken’, voortdurend omringd door professionelen is hun deel. Het VN-comité voor gelijke rechten van personen met een handicap schrijft in haar rapport over België dat deze jongeren te snel en te vroeg in een parallelle, gesegregeerde wereld terechtkomen. Ze missen hierdoor ontwikkelingskansen en worden bedreigd in hun volwaardige participatie aan de samenleving. Wij, zij en de samenleving moeten tegen elkaar beschermd worden. Segregatie uit zorg hebben we genormaliseerd. Door het jarenlang inzetten op een apart onderwijs- en zorgsysteem, zien we het zelfs niet (meer) mogelijk dat ze opgroeien in verbinding met leeftijdsgenoten zonder beperking in meer reguliere contexten.
Wat zouden deze leerkrachten en hun collega’s van het gewoon onderwijs van elkaar kunnen leren? Wat zou het zo vroeg mogelijk inzetten op een meer inclusieve levensloop met gepaste ondersteuning voor deze jongeren en hun gezin kunnen betekenen? Kunnen wij ons dat voorstellen of missen we hiervoor de verbeelding? Nochtans is wat wij ons nog moeten verbeelden, op heel wat andere plaatsen al realiteit.
Annet Devroey (UCLL - R&E Inclusive Society)
Beno Schraepen (AP Hogeschool)
Dave Ceule (Onafhankelijk Leven)
Femke Heirman (Ervaringsdeskundige, GRIP)
Greta Brunclair (VLOK-CI)
Kjartan Heynderick (Ouder, GRIP)
Koen Deweer (Konekt)
Kristel Gevaert (Hart voor Handicap)
Lies Vanpeperstraete (GRIP, Inclusie Vandaag en arteveldehogeschool)
Lore Van Welden (Onafhankelijk Leven
Luc Perdieus (Hart voor Handicap)
Patrick Vandelanotte (GRIP)
Seline Somers (GRIP)
Verena Nys (Doof Vlaanderen)
Wendelien De Baere (De Ouders)