Christof Willocx, Gazet van Antwerpen, 20 juli 2024.
Foto: Dirk Kerstens
Kinderen met beperking op een gewone school? Maud (28) bewijst dat het kan: “Dit moet een basisrecht worden”
De commissie Inclusief Onderwijs wil dat er tegen 2040 geen onderscheid meer is tussen het gewone en het buitengewone onderwijs. Er moet nog veel werk worden verzet om dat te bereiken, de vzw Hart voor Handicap is er al aan begonnen. “We laten kinderen met een beperking les volgen in een gewone lagere school”, zegt voorzitter Gert Ysebaert, zelf papa van Maud (28). Ze heeft het syndroom van Down en is altijd naar een gewone school geweest.
Uittredend Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) heeft een commissie bijeengeroepen om raad te geven over inclusie in het onderwijs. De commissie heeft haar rapport nu opgeleverd, en zegt daarin dat er “scholen voor iedereen” moeten komen, waarbij kinderen en jongeren met en zonder beperking samen in de klas zitten. Dat moet bijvoorbeeld de wachtlijsten in het buitengewoon onderwijs verkleinen en voorkomen dat steeds meer kinderen van het buitengewone onderwijs elke dag uren op de bus moeten zitten om naar school te gaan.
Er zullen nog veel hervormingen nodig zijn om die ambitie waar te maken. Maar de vzw Hart voor Handicap zorgt er vandaag al voor dat kinderen met en zonder beperking samen in de klas of in een jeugdbeweging kunnen zitten.
Gert Ysebaert, voorzitter van de vzw Hart voor Handicap: “Een voorbeeld van onze werking is dat we via ons project Onwijs Onderwijs kinderen met een beperking les laten volgen in drie gewone lagere scholen. Daarvoor krijgen we de steun van de organisatie Docenten voor Inclusie en van de Gentse organisatie Konekt. We passen dat principe vandaag al toe in De Platanen in Kapellen, Matadi in Heverlee en De Vuurtoren in Oostende. De leerlingen leren daar op hun eigen tempo en binnen een aangepaste context. Ze hebben bijvoorbeeld concentratieplekken waar ze ongestoord kunnen werken. De drie scholen vormen een pilootproject als inspiratie om inclusief onderwijs overal te gaan toepassen.”
De overheid wilde met het M-decreet kinderen met speciale zorgnoden een plaats geven in het gewone onderwijs. Maar dat project is mislukt.
“Ja, omdat de scholen daar niet genoeg financiële middelen voor hebben gekregen. Er was niet genoeg begeleiding in de klas. Door het M-decreet werd de werkdruk voor leerkrachten nog verzwaard, terwijl leerkrachten al een ruim takenpakket hebben. Door het mislukken van het M-decreet zijn de wachtlijsten voor het buitengewone onderwijs weer langer geworden, en zijn we terug naar af. Met Hart voor Handicap willen we aan de overheid tonen dat inclusief onderwijs wél werkt, als je middelen van het gewoon en bijzonder onderwijs samenbrengt.”
“We hebben twee inkomstenbronnen: giften van privébedrijven en privépersonen, en financiële steun van organisaties zoals Cera en de Koning Boudewijnstichting. Daarnaast steunt de overheid af en toe specifieke projecten en detacheert ze een medewerker aan ons. Naast ons project Onwijs Onderwijs, waarbij we kinderen met een beperking les laten volgen in gewone lagere scholen, doen we nog andere dingen.”
“We organiseren bijvoorbeeld in veel lagere scholen enkele keren per jaar ontmoetingsdagen waarop kinderen van het buitengewoon onderwijs en het reguliere onderwijs samen les volgen. Kinderen met en zonder handicap leren elkaar op die manier kennen. En voorts zijn er door ons project Doemaarmee nu ook al driehonderd groepen van negen jeugdbewegingen zoals de Chiro, de Scouts en de KSA die kinderen met een beperking gewoon deel laten uitmaken van hun jeugdbeweging. We kiezen bewust voor projecten met jongeren. Wie als kind bijvoorbeeld met iemand met een beperking in de klas heeft gezeten, gaat het later als leerkracht normaal vinden dat er zo iemand in de klas zit.”
“Ja, mijn echtgenote en ik hebben daar heel bewust voor gekozen. Zeker mijn echtgenote heeft daar heel veel tijd ingestoken. We hebben het geluk gehad dat Maud altijd naar scholen is kunnen gaan waar ze kansen kreeg. De directie van die scholen heeft zich daar achter gezet. Maar we hebben ook moeten ontdekken dat de slaagkansen te veel afhangen van de goodwill van de leerkracht. Het ene jaar was fantastisch, het andere was veel moeilijker. Maar uiteindelijk heeft Maud wel de hele lagere en middelbare school in het gewone onderwijs gedaan. In het middelbaar heeft ze Kantoor, Voeding en Verzorging gedaan en daarna heeft ze ook nog fotografie gestudeerd.”
“Ja. Maar daar hebben we als ouders heel hard voor moeten vechten. Zowel in de lagere als in de middelbare school kreeg Maud in de klas vijf uur per week extra gesubsidieerde begeleiding. Er werden bijvoorbeeld samenvattingen van de leerstof voor haar gemaakt, zodat ze alleen de essentie moest onthouden.”
“En als een vak minder relevant was voor haar toekomst, bijvoorbeeld Frans, leerde Maud in de plaats bijvoorbeeld hoe ze met geld moest omgaan of de verkeersregels. Maar vijf uur begeleiding per week is natuurlijk te weinig. Voor de andere zevenentwintig uur moest mijn vrouw zelf naar begeleiding zoeken. We zijn dan terechtgekomen bij stagiairs in lerarenopleidingen of orthopedagogie. Dat was niet ideaal, omdat we dan vaak een overgang hadden van de ene naar de andere stagiair. En ook omdat die studenten vanaf eind mei niet bij Maud in de klas konden zitten omdat ze zich moeten voorbereiden op hun examens. In de eerste week weken van september konden de stagiairs ook niet, omdat hun schooljaar nog niet was begonnen. Maar Maud is er wel in geslaagd om haar opleidingen succesvol af te ronden.”
“Neen, ze heeft uiteraard niet dezelfde eindtermen moeten halen. Ze heeft wel examens afgelegd, maar dan op haar niveau, bijvoorbeeld met meerkeuzevragen. Ze heeft zo een getuigschrift van haar verworven bekwaamheden behaald. Maar die leerstof op zich is natuurlijk niet het enige punt.”
“Maud heeft aan haar tijd in het gewone onderwijs ook veel vrienden en vriendinnen overgehouden, waar ze nu nog regelmatig dingen mee doet. Helaas hebben scholen vandaag in de praktijk het recht om kinderen met een beperking te weigeren, als ze aantonen dat ze die kinderen niet goed genoeg kunnen begeleiden. In de toekomst zouden de kinderen met een beperking het absolute recht moeten krijgen om naar een gewone school te gaan, en scholen de plicht moeten hebben om die kinderen op te vangen. Met de noodzakelijke voorwaarde dat de scholen daar de nodige middelen voor krijgen.”
“En ik weet het wel: veel mensen zullen zeggen dat het toch eigenlijk onmogelijk is, dat onze dochter succesvol naar een gewone school is geweest. Maar wij hebben dus met veel moeite getoond dat het wél kan. Vandaag werkt Maud trouwens elke maandag in een kleuterschool. Ze begeleidt kinderen die te laat zijn naar de klas en doet de administratie. Ze werkt ook voor de jongerenorganisatie Kazou, waar ze de jeugdkampen mee voorbereidt. Dat zijn taken die echt moeten worden gedaan. Het is geen bezigheidstherapie.”
“We nemen deel aan Onbeperkt Jobstudent. Met dat project kunnen jobstudenten met een beperking tijdens de vakanties bij ons komen werken. Jongeren met autisme hebben hier bijvoorbeeld al op de technologie-afdeling gewerkt. En verder organiseren we opleidingen voor leidinggevenden binnen Mediahuis, om ze te leren hoe ze kunnen omgaan met onbewuste vooroordelen.”
“Die trainingen richten zich op inclusie, maar nog te weinig op inclusie voor mensen met een beperking. Het is zoals de komiek William Boeva zegt: de trein van de inclusie is vertrokken, maar de mensen met een beperking staan nog op het perron. Er is al heel veel gebeurd op het vlak van inclusie, of het nu om andere culturen, gendergelijkheid of seksuele voorkeuren gaat. Mensen met een beperking zijn wat dat betreft zowat de laatsten die nog achterblijven. Ik zeg niet dat Mediahuis op het vlak van inclusie al veel verder staat dan andere bedrijven. Maar we zijn ermee bezig en we moeten werken aan de bewustwording van die materie. Ik wil dat bedrijven en de hele maatschappij vertrekken van wat iemand wél kan, in plaats van wat iemand niet kan.”
“Ik ben altijd naar een gewone school geweest en hou daar vandaag nog altijd vrienden aan over”, zegt Maud. “Een vriendin die ik ken van de kleuterklas, woont in Wenen. Maar als ze naar België komt, gaan we altijd samen brunchen. En ik ken nog veel mensen van de school vroeger. Dat is ook wel een beetje dankzij mijn broer, die twee jaar ouder is en op dezelfde school zat. Hij heeft me op sleeptouw genomen.”
Maud woont vandaag bij haar broer: hij woont op het gelijkvloers en de tweede verdieping van een huis in Berchem, Maud woont in een appartement op de tussenverdieping. “Ik vind het fijn om zelfstandig te wonen. Ik heb het interieur van mijn appartement ook zelf gekozen”, zegt Maud. “Ik kan wel bij mijn broer binnenlopen, maar dan klop ik altijd eerst. We komen vaak bij elkaar over de vloer. Maar ik ga ook veel weg. Ik neem zelf de trein naar de jeugddienst Kazou in Mechelen, waar ik zelfs mee een plan uitwerk om meer mensen met een beperking te bereiken. De laatste tijd neem ik ook wel eens de taxi, omdat de opstap op de trein moeilijk is.”
Maud heeft omwille van haar handicap recht op een persoonsgebonden budget. Haar ouders hebben daar een aanvraag voor ingediend toen ze in de laatste kleuterklas zat. Enkele jaren en veel papierwerk later werd het persoonsgebonden budget goedgekeurd. “Maar na die goedkeuring hebben we nog zeventien jaar (!) moeten wachten voor het budget er effectief kwam”, zegt Kathleen, de mama van Maud. “In die hele periode hebben we elk jaar een brief gekregen waarin stond dat Maud dat jaar niet tot de prioriteiten behoorde.”
”Mensen met een beperking komen altijd op de tweede plaats”, zegt Maud. “Ik zou graag hebben dat we ook eens op de eerste plaats komen.” Maud heeft nog grote dromen. “Ik wil een eigen televisieprogramma maken”, zegt ze. “En ik wil met de auto leren rijden. Dat moet toch kunnen, als die over enkele jaren vanzelf rijden.”