Uit het cijfermateriaal leren we ...
- Dat er zeker voldoende middelen omgaan in het onderwijs
- Dat Europese landen zoals Portugal, Italië, Noorwegen, Finland een inclusief onderwijssysteem hebben ontwikkeld met een lager onderwijsbudget
- Dat er een groot verschil is in financiering van leerlingen met dezelfde ondersteuningsnoden die leersteun ontvangen (wat we vandaag inclusief onderwijs noemen) en leerlingen in het buitengewoon onderwijs.
- Dat leerlingen die leersteun ontvangen geen recht hebben op busvervoer
Ook op nog andere terreinen is er ongelijkheid: zo moet voor de leerlingen die leersteun ontvangen paramedische ondersteuning volledig georganiseerd worden door de thuiscontext. Eens ingeschreven in het buitengewoon onderwijs wordt paramedische ook niet meer terugbetaald door het Riziv, terwijl dat misschien nog extra nodig is.
Uit het rapport:
“Momenteel genereert een leerling met een IAC-verslag type basisaanbod, 3 of 9 of een OV4-verslag type 3 of 9 die kiest voor het buitengewoon onderwijs meer middelen dan wanneer diezelfde leerling kiest voor een school gewoon onderwijs. Voor leerlingen met een IAC-verslag type 2, 4, 6 of 7 of een OV4-verslag type 4, 6 of 7 is er een gelijke financiering, maar komen de middelen in het leersteuncentrum terecht in plaats van in de school wanneer de leerling ingeschreven is in het gewoon onderwijs.” (p50)
De uitdaging is dan. “Hoe zetten we de middelen zo goed mogelijk in?”
Financieringsmechanismen in het onderwijs hebben een beslissende hefboomwerking op het verminderen van ongelijkheid in onderwijs. Een inclusief onderwijssysteem moet gelijke ondersteuning (al zeker in middelen) garanderen tussen leerlingen met dezelfde ondersteuningsnoden, ongeacht waar de leerling naar school gaat.
Is er dan geen extra budget nodig?
In de overgangsperiode naar ‘Scholen voor iedereen’ is er bijkomend budget nodig voor scholen om te evolueren naar scholen voor iedereen. Het betreft dan financiële middelen om
- Scholen en schoolbesturen te begeleiden en te coachen
- Onderwijsprofessionals te professionaliseren en te trainen
- Op het niveau van de scholengemeenschappen en -groepen (bovenschoolse) multidisciplinaire teams samen te stellen.
- Regionale expertisecentra op te starten
- Een assessment uit te werken voor leerlingen
- Kennis te ontwikkelen en te ontsluiten
- Het proces te monitoren en te evalueren
Hoe zou het dan kunnen?
Het European Agency for Special Needs and Inclusive Education (het Agency) bracht verschillende financieringsmechanismen in kaart in haar rapport de Financiering van inclusief onderwijs - systemen voor inclusief onderwijs per land in kaart gebracht (European Agency, 2016)
In haar eindverslag[iv] verbindt het Agency financieringsmechanismen voor inclusieve onderwijssystemen met vier transsectoriale kwesties die de kwaliteit van inclusief onderwijs en haar kosteneffectiviteit omschrijven. Deze zijn verbonden met een aantal beslissende factoren van middelenvoorziening die rechtvaardig, efficiënt en kostenefficiënt inclusief onderwijs bepalen. De factoren zijn, op hun beurt, verbonden met belangrijke financieringsdrivers die van essentieel belang worden geacht voor de toepassing van effectief financieringsbeleid.
Waar een financieringssysteem voor een rechtvaardig, efficiënt en kostenefficiënt inclusief onderwijs allemaal dient rekening mee te houden zien we in onderstaande tabellen.