Gepubliceerd op,16/12/2024

Evolutie naar 'scholen van iedereen'! Krachtlijn 2: van scholen gewoon én buitengewoon evolueren naar scholen voor iedereen.

In de vorige nieuwsbrieven gingen we in op een inclusieve schoolcultuur en -organisatie als fundamenten of voorwaarden voor wat volgt. Hoe kijken we naar kwaliteitsonderwijs, hoe verwelkomen we elke leerling, hoe brengen we een diverse groep leerlingen tot leren, hoe stralen we dat uit als school en hoe organiseert de school zich om dit mogelijk te maken en de noodzakelijke ondersteuning efficiënt in te passen? Deze vragen vormen de basis voor ‘scholen voor iedereen’ en ze gelden voor alle scholen: gewone scholen, methodescholen en scholen buitengewoon onderwijs.

van apart naar inclusief

Inclusief onderwijs staat niet tegenover buitengewoon onderwijs maar tegenover apart onderwijs ...

Waarom is dat zo belangrijk?

Om snel een belangrijk misverstand weg te werken: 

Inclusief onderwijs staat niet tegenover buitengewoon onderwijs maar tegenover apart onderwijs en de gevolgen daarvan, ondanks de aangepaste en ondersteunende omgeving die zij bieden

De opdeling gewoon en buitengewoon onderwijs is historisch gegroeid. Nu 50 jaar later hebben we meer kennis en meer inzicht in de gevolgen van die keuze. Bovendien staat ons gescheiden onderwijssysteem vandaag onder druk. Hoewel we internationaal aan de top staan op vlak van financiering wordt de ongekwalificeerde uitstroom groter, is er meer uitval in zowel gewoon als buitengewoon, neemt het aantal schorsingen toe, zijn er meer leerlingen met ondersteuningsnoden, meer leerlingen in het buitengewoon onderwijs, meer thuiszitters en daalt de onderwijskwaliteit. Evolueren naar een inclusief onderwijssysteem is bijgevolg een noodzakelijke stap in de evolutie naar een kwaliteitsvol onderwijs. Ook binnen dit systeem dient elk kind het ‘buitengewone’ onderwijs te krijgen dat nodig is om zich te ontwikkelen.

De internationale vergelijkingen leren dat een niet gescheiden onderwijsyssteem betere voorwaarden creëert om die uitdagingen te tackelen. Binnen één inclusief onderwijssysteem worden de krachten gebundeld en de gefragmenteerde middelen en ondersteuning samengebracht. 

 

Een beetje duiding

Binnen één onderwijssysteem zijn er enkel ‘scholen voor iedereen’. Het onderscheid tussen gewoon en buitengewoon valt weg. We zijn het zo gewoon om vanuit die tweedeling te denken dat het ons zelfs belemmert om stappen verder te zetten. Alle ingrepen die tot nu toe tot meer inclusie in het onderwijs moesten leiden, resulteerden in meer leerlingen naar het buitengewoon onderwijs. Verder bouwen op de fundamenten van een gescheiden systeem, versterkt dat gescheiden systeem

We dienen daarom te leren denken en kijken vanuit één onderwijssysteem. Om aan de toekomst te bouwen dienen we ons die toekomst te verbeelden. Hoe zou dat er idealiter uit zien? We vertrekken niet van een leeg blad. We bouwen verder op de goede praktijk die er al is. De laatste jaren zijn er bv. meer samenwerkingsverbanden ontstaan tussen scholen gewoon en buitengewoon onderwijs; steeds meer scholen proberen meer inclusief te werken of hebben zich al meer aangepast aan de diverse instroom leerlingen.

 

‘Scholen voor iedereen’ ... waar hebben we het over?

Vlaanderen ondertekende de Salamanca verklaring (1994) en daarin lezen we:

Art 3. “Scholen voor iedereen bieden plaats aan alle kinderen, ongeacht hun fysieke, intellectuele, sociale, emotionele, taalkundige of andere omstandigheden. Hieronder vallen gehandicapte en begaafde kinderen, straatkinderen en werkende kinderen, kinderen van afgelegen of nomadische bevolkingsgroepen, kinderen van taal-, etnische of culturele minderheden en kinderen uit andere achtergestelde of gemarginaliseerde gebieden of groepen. (...) Veel kinderen ondervinden onderweg leermoeilijkheden en hebben op een bepaald moment tijdens hun schooltijd speciale onderwijsbehoeften.”

Art 4. “Menselijke verschillen zijn normaal en het leren moet dienovereenkomstig worden aangepast aan de behoeften van het kind in plaats van dat het kind wordt aangepast aan statische veronderstellingen over het tempo en de aard van het leerproces. (...) De ervaring heeft aangetoond dat het voortijdig schoolverlaten en zittenblijven, die zo kenmerkend zijn voor veel onderwijssystemen, aanzienlijk kan verminderen en tegelijkertijd kan zorgen voor hogere gemiddelde prestatieniveaus. Een pedagogie waarin het kind centraal staat, helpt om de verspilling van middelen en de lage verwachtingen te voorkomen die te vaak het gevolg zijn van een slechte onderwijskwaliteit en een 'one size fits all'-mentaliteit. Inclusieve scholen zijn de leerschool voor een mensgerichte samenleving die zowel de verschillen als de waardigheid van alle mensen respecteert.”

Art 6. “De ervaring in vele landen toont aan dat de integratie in de samenleving van kinderen en jongeren met speciale onderwijsbehoeften het best bereikt wordt via inclusieve scholen die alle kinderen binnen een gemeenschap bereiken. Binnen deze context kunnen zij de grootst mogelijke educatieve vooruitgang en sociale integratie bereiken. (...) Deze hervorming is niet alleen een technische taak; het hangt bovenal af van de overtuiging, inzet en goede wil van de individuen die de samenleving vormen.”

 

Concreet betekent dit dat elke leerling, ongeacht de specifieke onderwijsbehoeften onderwijs moet kunnen volgen in de nabije school of naar keuze. Alle leerlingen zijn er welkom en genieten er kwaliteitsvol onderwijs en de noodzakelijke gepaste ondersteuning. Dit impliceert dat alle leerlingen een onverkort inschrijvingsrecht hebben in alle scholen. Ook leerlingen met complexe en intensieve ondersteuningsnoden zullen onderwijs volgen in een school naar keuze. Scholen voor iedereen zijn dan ook scholen waar de leerlingenpopulatie een weerspiegeling is van de maatschappij of regio.

 

Hoe evolueren we naar scholen voor iedereen? 

Om kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen te realiseren, moet de expertise en het personeel van scholen voor gewoon onderwijs, scholen voor buitengewoon onderwijs en leersteuncentra geleidelijk geïntegreerd worden in de scholen voor iedereen. De huidige expertise, mensen en middelen moeten optimaal benut worden. Hiervoor zijn twee bewegingen nodig: 

  • Enerzijds vindt er een geleidelijke ontwikkeling plaats, waarbij gewoon onderwijs, buitengewoon onderwijs, leersteuncentra en pedagogische begeleidingsdiensten actief betrokken worden bij het evolueren naar ‘scholen voor iedereen’. 
  • Anderzijds is er een geleidelijke afbouw van afzonderlijk aanbod voor buitengewoon onderwijs.

Dit proces overstijgt gedeeltelijk de individuele school. Het vraagt een doorgedreven samenwerking op niveau van de scholengroep/-gemeenschap en wijzigingen op systeem- en beleidsniveau. Onder deze laatste vallen o.a. de stimulansen en incentives vanuit het beleid, regelluwte, programmatiestop, monitoring en opvolging, 

We nemen de acties in het adviesrapport over en vullen aan:

  • Het niveau van de scholengroep/-gemeenschap lijkt het beste niveau om dit te realiseren: er is al samenwerking, het is voldoende nabij en is regiogebonden.. 
  • De evolutie naar ‘scholen voor iedereen’ vraagt een samenwerking tussen de huidige scholen (buiten)gewoon, leersteuncentra, pedagogische begeleiding en CLB’s.
  • Startpunt is het bouwen aan een inclusieve schoolcultuur en -organisatie binnen elke school (buiten)gewoon onderwijs. Het leersteuncentrum en de pedagogische begeleiders zijn hiervoor de geprefeerde partners.
  • Het doel is dat de leerlingen van de scholen BuO (of die daar anders zouden terechtkomen) geleidelijk instromen, inschrijven in alle scholen binnen de scholengroep/-gemeenschap, en dat leerlingen (die daar anders niet zouden terechtkomen) ook instromen, kunnen inschrijven in de scholen BuO. Deze transitie kan gebeuren in een periode van 6 jaar.
  • De expertise vanuit leersteun, BuO en eventueel CLB worden gebundeld in een multidisciplinair team (MDT). Het multidisciplinair team wordt georganiseerd binnen de scholengroep/-gemeenschap of indien de grootte van de school dat toelaat, binnen de school.
  • De pionierscholen zullen hier een belangrijke rol spelen

 

Meer concreet:

Het staat de scholengroep/-gemeenschap vrij hoe ze zich organiseren. Enkele voorbeelden:

  • Het vertrekpunt is de samenwerking tussen de scholen BuO en alle scholen GeO binnen de scholengroep/-gemeenschap.
    • Er wordt gestreefd naar een evenredige spreiding van ongeveer 10% leerlingen met specifieke ondersteuningsnoden over alle scholen voor iedereen.
    • Alle leerlingen zijn in elke school welkom en krijgen er de gepaste ondersteuning, maar bepaalde expertise kan gebundeld worden in enkele ‘scholen voor iedereen’ binnen de scholengroep/-gemeenschap. 
      • Bv. een aantal scholen bieden tweetalig onderwijs aan Vlaamse Gebarentaal, zij ondersteunen dan ook de andere scholen hierin
      • Bv. een aantal scholen bundelen de expertise rond ondersteuning voor visuele beperkingen, zij ondersteunen dan ook de andere scholen hierin in samenwerking met het MDT of specifieke expertisecentra
      • Bv. de vroegere school buo organiseert een klasgroep voor kinderen met complexe en intensieve ondersteuningsbehoeften, specifieke medische zorg of ondersteuning vanuit welzijn, zij ondersteunen dan ook de andere scholen hierin in samenwerking met het MDT of specifieke expertisecentra
      • ...

Cruciaal is dat er niet opnieuw aparte scholen ontstaan en dat de leerlingen die de specifieke expertise nodig hebben zoveel mogelijk in verbinding met de andere leerlingen leren en participeren aan de schoolactiviteiten.

 

Wat met campusscholen?

Vandaag is het concept van campusscholen nl. het samengaan van een school gewoon en school buitengewoon op één locatie, populair als tussenstap naar meer inclusief onderwijs. Hoewel het bundelen van middelen op het eerste zicht een goed idee lijkt, is de kans dat zij bijdragen tot een meer inclusief onderwijssysteem of tot meer inclusieve scholen leiden eerder klein.

  • Er is geen garantie dat er gemengde klassen leerlingen GeO en BuO zijn.
  • Als die er wel zijn staat het aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in de klas niet in verhouding tot het aantal leerlingen zonder.
  • Het ontslaat de scholen in de buurt om te evolueren naar scholen voor iedereen wat er toe leidt dat de omringende scholen hun ‘zorgleerlingen’ naar de campusschool sturen omdat de campusschool wel beschikt over de nodige middelen.
  • Ouders willen hun leerling met specifieke onderwijsbehoeften het liefst inschrijven in de GeO-deel van de campusschool, de campusschool liefst in het BuO-deel want dat levert meer middelen op
  • De kans is reëel dat het zo verder evolueert naar een grotere school BuO.
  • De problemen met het busvervoer blijven bestaan
  • Voor veel kinderen blijft het een apart onderwijs.

Wordt ongetwijfeld vervolgd.

 

Bronnen: THE SALAMANCA STATEMENT AND FRAMEWORK FOR ACTION ON SPECIAL NEEDS EDUCATION (1994) te raadplegen via https://www.european-agency.org/sites/default/files/salamanca-statement-and-framework.pdf