De redactie van De Standaard stelt de vragen wel: Ons onderwijs is enorm gesegregeerd. Kinderen met en zonder beperking groeien op in compleet gescheiden kokers. Willen we dat?
Foto VRT
Redactie binnenland De Standaard, woensdag 21 februari 2024
Heeft u een idee hoeveel leerlingen in Vlaanderen in het buitengewoon onderwijs les volgen? Het is een vraag waarop zelfs heel wat leerkrachten het antwoord niet weten. Zijn het er 10.000? 30.000? 50.000? Het is het laatste. Even onbekend als dat cijfer is hoe het er in het buitengewoon onderwijs aan toegaat. In de media wordt die wereld – ten onrechte – vaak vernauwd tot de problemen met het complexe, dure en vaak ontoereikende busvervoer.
Gewoon buitengewoon, een programma van tv-maker Eric Goens, toont het reilen en zeilen van Inspirant Aan Zee, een school voor buitengewoon onderwijs. Er zitten jongeren tussen 13 en 21 met uiteenlopende problemen. Jason vergeet consequent het cijfer twee als hij tot drie moet tellen, Charlotte heeft de sociale en emotionele leeftijd van een peuter en Kenji ontploft als het even stormt in de liefde. De grootste gemeenschappelijke deler van de jongeren is een mentale beperking of een gedragsstoornis.
De school is een pareltje. Er is een grote moestuin, een gocart en zicht op zee. Er zijn chillruimtes als vluchtroute en yogalessen op het strand. Maar vooral: er loopt een fantastisch stel leerkrachten rond. Ze heten Annelies, Bart en Koen en ze hebben een engelengeduld. Ze geven liefde en warmte. Ze bieden veiligheid en vertrouwen. Ze kijken dwars door scheldwoorden, koppigheid en onstuimigheid heen. Ze bezitten de kunst van het relativeren en weten ondanks de enorme onvoorspelbaarheden houvast te bieden. Dat zal ongetwijfeld niet elke dag lukken, maar het is wel het soort leraar waar veel volwassenen in hun kindertijd van droomden. Of zoals Jason het verwoordde: die het waard zijn een huwelijksaanzoek te doen.
Toch blijft de reeks na drie afleveringen wat schuren. Het buitengewoon onderwijs wordt in de serie wel erg rooskleurig voorgesteld, en een pianomuziekje legt te vaak een zoet laagje over het beeld. Als kijker krijg je weliswaar een realistischer, diverser en minder geromantiseerd beeld van jongeren met een beperking dan in een programma als Down the road. Maar Gewoon buitengewoon draagt (voorlopig) niet bij aan een inclusievere samenleving.
De serie toont een van de sterktes van ons onderwijssysteem. Je zou als ouder bijna gek zijn om niet voor het buitengewoon onderwijs te kiezen, suggereert de reeks. Maar net dat raakt aan een gapende wonde. Ons onderwijs is enorm gesegregeerd. Kinderen met en zonder beperking groeien op in compleet gescheiden kokers. Onbeantwoord blijven de vragen of we dit systeem als maatschappij in stand willen houden, waar de groei stopt, of élke leerling er op zijn plaats is en of een beschermende cocon wel de beste toekomstkansen biedt.
Het programma zal bij heel wat andere leraars bovendien nog een andere vraag doen opwellen, namelijk: verdient niet elke leerling de beste zorg op school? Want ook zij hebben leerlingen met rugzakjes – en vaak gelijkaardige problematieken – in hun klas. Leerlingen met gelijkaardige zorgvragen, maar zonder voetbadjes, extra opvoeders en een tuinklas.